Een dikke laag mist vertroebelt mijn helderheid.
Welke onderbroeken neem ik mee?
De weinige niet-verwassen sokken prop ik tussen
de rest van mijn ‘veel te veel bij me’.
Scheren? Nee, harsen.
Elke stoppel is immers dodelijk!
Slecht slapen, geen eetlust, nul concentratie.
Verdwaalde blikken en de focus op de bliebjes
uit mijn telefoon.
Zó klein in mijn naakte Zijn.

Is dit leuk?  M’n reet!
Het is zó zoet dat mijn tanden er pijn van doen.
‘Waar ben JIJ!?’ schreeuwt mijn onderbewuste.
Er is maar één gemoedstoestand waarbij ik
mezelf zó verlies.

Maar o, de grijns die ik voel als ik terugdenk aan die
paar weken verstandsverbijstering in augustus!
Gekleed in slechts mijn krullen en
een ‘radiant look’.
Woest aantrekkelijk voor ieder exemplaar van
de andere sekse.
Ik durf nog!

Geboren worden echter,
is weten dat er ooit gestorven wordt.
Zo ook voor vlinders.
De dartele koolwitjes verdronken
in mijn kolkende buik.

Het zoute nat dat het roze laagje van mijn blik wegspoelde is opgedroogd.
Het zicht weer enigszins helder.
Een paradoxale opluchting is wat rest,
en een vraag aan mijn binnenste,
ter overweging voor morgen.
Over risico’s.
Op afwijzing of op contact?
Ik weet niet welke griezeliger is.

Toch blijf ik geloven,
in alle rupsen die nog vlinders mogen worden.
Ik breng een ode aan de liefde van ooit.
De inkt in mijn huid zal mij doen herinneren
bij mezelf te blijven.
I’ll take the risk!